Tumorspecifieke info

Empirical studies of the relationship between posttraumatic growth (PTG) and adjustment outcomes reveal a fairly inconclusive picture. We argue that the inconsistent findings are likely due to the heterogeneity of the PTG experience over time. In this regard, we predicted that individuals with different PTG trajectories vary in the level of adjustment and the correlational patterns between PTG and adjustment.

In the past decade, localised prostate cancer (LPC) management has been shifting from three radical treatment options (radical prostatectomy, external beam radiotherapy, or brachytherapy) to also include active surveillance (AS). This study examines men with LPC and partners' experiences of choosing between AS and radical treatments, and their experiences of AS when selected.

This study examined the association of post-treatment changes in cognitive performance, apolipoprotein E (APOE), and smoking in breast cancer patients treated with adjuvant therapy.

The aim of this study is to explore the associations between hormone treatment variables and depression, and the nature of depression in prostate cancer (PCa) patients by comparing the severity and symptom profile of anxiety and depression in men who were currently receiving hormone therapy (HT) versus those who were not.

Cancer survivors often experience cognitive difficulties after treatment completion. Although chemotherapy enhances risk for cognitive problems, it is likely only one piece of a complex puzzle that explains survivors' cognitive functioning. Loneliness may be one psychosocial risk factor. The current studies included both subjective and objective cognitive measures and tested whether lonelier breast cancer survivors would have more concentration and memory complaints and experience more concentration difficulties than their less lonely counterparts.

Informatie over onderzoek in uitvoering: thema, probleemstelling, doelstelling-onderzoeksvraag, methode en termijn onderzoeksproject: zie bijgevoegde fiche.

Glioma’s zijn een type van hersentumoren die, volgens de WHO, onderverdeeld worden in 4 graden: graad I en II zijn laaggradige, graad III en IV zijn hooggradige gliomen.1 De prevalentie van een hooggradig glioma is eerder laag.

Het aantal patiënten met borstkanker groeit. Jaarlijks krijgen ongeveer 9500 vrouwen in België de diagnose te horen. Meer dan één derde van alle invasieve tumoren bij vrouwen is borstkanker (1). De problemen situeren zich niet enkel op het medisch vlak, maar zijn ook psychologisch, emotioneel en sociaal van aard. Voor veel vrouwen is de diagnose van borstkanker een gebeurtenis die ingrijpt op de identiteit. Sommige vrouwen vertonen psychosociale problemen, maar een meerderheid heeft geen problemen (2;3).

Probleemstelling onderzoek: Kanker heeft doorgaans een grote impact op het persoonlijk en sociaal leven van iemand. Hoewel (ex-)kankerpatiënten vaak gemotiveerd zijn om terug aan het werk te gaan, blijkt dat velen onder hen problemen ondervinden om het werk te hervatten.

Een patiëntgericht verhaal:  Belangrijke focus van het draaiboek is de patiëntgerichte focus. Het denken en handelen van een borstverpleegkundige moet als het ware doordrongen zijn van een patiëntgerichte visie. De organisatie van een verpleegkundig spreekuur vertrekt in de eerste plaats vanuit de ervaringen en noden van de patiënte met borstkanker. Op deze manier trachten we zo dicht mogelijk aansluiting te vinden op de noden en wensen van een borstkankerpatiënte en een patiëntgerichte focus helpt ons onze kijk op de huidige praktijkvoering te verruimen.